Skip to main content

Wat werkt in taalonderwijs voor laaggeletterde anderstalige jongeren?

18/10/2020

Gastblog door Marit Trioen & Jordi Casteleyn (UA)

Veel kinderen van vluchtelingen hebben geen onderwijs in hun thuisland genoten, en andere waren maanden op de vlucht en hebben dus een stevige onderwijsachterstand opgelopen. Volgens de Verenigde Naties zou de Vlaamse overheid veel meer in deze vluchtelingenkinderen moeten investeren. Momenteel hebben vluchtelingenkinderen namelijk systematisch lagere leerresultaten dan hun leeftijdsgenoten, en het aantal vroegtijdige schoolverlaters ligt bij hen dubbel zo hoog. Ook krijgen leerkrachten nu te weinig didactische ondersteuning over hoe ze met die doelgroep moeten omgaan.

Bovendien is dit niet enkel een verhaal van vluchtelingenkinderen of anderstalige jongeren. Laaggeletterdheid vind je ook bij andere doelgroepen. Terwijl onze samenleving taliger wordt en in toenemende mate een beroep doet op de taalcompetentie van haar burgers, blijkt uit internationaal peilingsonderzoek dat het gemiddelde taalvaardigheidsniveau in Vlaanderen geleidelijk aan afneemt. Vandaag scoort ruim één op de zes Vlaamse 15-jarigen onder het niveau 2 voor lezen, het minimale niveau om op eigen benen te kunnen staan in onze samenleving.

We willen proberen om deze zorgwekkende trend een halt toe te roepen. Daarom ontwikkelden we twee praktijkgidsen waarin de meest recente wetenschappelijke inzichten over taalonderwijs aan laaggeletterde anderstalige jongeren naar de klaspraktijk vertaald worden. Bovendien koppelden we dit aan concrete lesideeën.

Wat werkt in leesonderwijs?

Het doel van lezen is eenvoudig: een lezer wil begrijpen wat hij leest. Maar of de lezer dit doel bereikt, hangt van een complex samenspel van deelvaardigheden en -processen af.

We formuleren dan ook vooral aanbevelingen die op deze onderliggende componenten van lezen focussen:

  1. Leg de lat hoog voor woordenschat via expliciete, weldoordachte en rijke instructie. Vertrek vanuit ruime, relevante thema’s en bied actieve werkvormen aan die zowel een brede als een diepe woordenschatkennis stimuleren.

  2. Zet in een eerste fase sterk in op de mondelinge taalvaardigheid en begin pas met lezen en schrijven als de leerlingen een mondelinge basis verworven hebben.

  3. Zorg voor evenwichtige leesinstructie waarin het systematisch leren decoderen van geschreven taal hand in hand gaat met het leren begrijpen van teksten en het aanwakkeren van leesplezier.

 
Wat werkt in schrijfonderwijs?

Hoewel goed kunnen schrijven een onmisbare vaardigheid is voor succes op school, op het werk en in de samenleving, bestaat er opvallend minder onderzoek naar effectieve schrijfinstructie dan naar leesinstructie. Nog minder is geweten over het leren schrijven in een tweede taal, net als over het leren schrijven van laaggeletterde jongeren.

Onze aanbevelingen vertrekken dan ook hoofdzakelijk vanuit breder onderzoek naar het leren schrijven van jonge kinderen of laaggeletterde volwassenen in de moedertaal:

  1. Laat leerlingen vaker schrijven, voor verschillende doelen, op papier en op de computer.

  2. Train leerlingen in de technische vaardigheden van schrijven – met de hand schrijven, spellen, typen en het maken van een goede zin – tot deze geautomatiseerd zijn.

  3. Vertrek vanuit een procesgerichte benadering van schrijven waarbij je de leerlingen tijdens elke fase voldoende ondersteunt en de verantwoordelijkheid voor het schrijven gradueel overhevelt van de leerkracht naar de leerling.

  4. Zorg dat je feedback taakgericht, specifiek en foutafhankelijk is. Doseer je feedback. Kwaliteit is belangrijker dan kwantiteit.

 

Tot slot, 1 en 1 is 3. Maar soms ook niet.

Het is expliciet de bedoeling om de informatie uit beide gidsen tegelijkertijd te gebruiken. Dat de richtlijnen voor lezen en schrijven in twee afzonderlijke publicaties opgenomen zijn, is dus geen pleidooi voor het in isolatie aanleren en oefenen van beide vaardigheden. Lezen en schrijven zijn immers als twee emmers die water uit dezelfde bron halen. Het zijn interactieve en tegelijk onderling afhankelijke vaardigheden, die zowel op gemeenschappelijke onderliggende competenties als op afzonderlijke subsystemen steunen. De kennis en vaardigheden die in lezen geoefend worden kunnen dus ook van pas komen tijdens het schrijven, en omgekeerd.

Daarnaast willen we benadrukken dat elke klascontext uniek is en laaggeletterde leerlingen elk hun eigen profiel hebben. Een bepaalde opdracht kan in de ene groep perfect werken, maar kan in een andere groep veel minder succes oogsten.

Extra informatie

De twee praktijkgidsen kunnen gratis gedownload worden via https://www.uantwerpen.be/nl/projecten/extra-kansen/

Onze oprechte dank aan de Raad Dienstverlening van Universiteit Antwerpen voor het vertrouwen in dit project.