Onderzoekers van de KU Leuven en de UC Louvain onderzochten de impact van 1 jaar REMI-subsidies. De resultaten presenteerden ze tijdens een webinar op 6 november 2024. In het onderzoek brachten ze in kaart op welke manier aanvullende financiële steun wordt toegekend en hoe cliënten worden begeleid. Als onderzoekscentrum en ontwikkelaar van REMI waren ook wij erg benieuwd naar de ervaringen in het werkveld en naar de conclusies die er voor de verschillende overheidsniveaus uit dit pilootproject getrokken kunnen worden.
Omdat wij niet betrokken waren bij deze onafhankelijk uitgevoerde evaluatiestudie geven we hier graag mee wat wij onthouden uit het webinar en welke beleidsuitdagingen wij zien.
De studie toont aan dat de onzekere en slechts tijdelijke financiering OCMW’s parten heeft gespeeld om voluit te kiezen voor een doorgedreven implementatie. De studie benadrukt terecht dat een structurele en zekere financiering vanuit de bovenlokale overheid essentieel is om als lokaal bestuur te durven kiezen voor een doorgedreven gebruik van de REMI-tool.
Daarnaast zijn we ervan overtuigd dat het toekennen van aanvullende financiële steun via REMI hand in hand moet gaan met een structureel armoedebestrijdingsbeleid. Dit moet gericht zijn op betaalbaar wonen en toegankelijke basisvoorzieningen zoals mobiliteit, kinderopvang of onderwijs. Hiermee realiseren we immers een grote impact op het inkomen dat burgers in dit land nodig hebben om een menswaardig leven te leiden. Een structureel armoedebestrijdingsbeleid vermindert bovendien de druk op het OCMW-budget en het zorgt ervoor dat burgers minder afhankelijk worden van het OCMW om hun recht op menswaardigheid te garanderen. Hulpverleners krijgen daardoor ruimte om andere vormen van begeleiding te versterken.
In het webinar werd aangehaald dat OCMW’s die doorgedreven en overtuigd inzetten op het gebruik van REMI ook vaker cliënten begeleiden naar financiële redzaamheid. Deze OCMW’s geven cliënten vaker een maandelijkse steun in plaats van eenmalige tussenkomsten. Die voorspelbaarheid en stabiliteit zijn belangrijke randvoorwaarden om een budget op een duurzame manier te kunnen beheren.
Het onderzoek focust op harmonisering van aanvullende financiële steun tussen OCMW’s. Zoals we al vaker schreven, is dit een te sterke verwachting. Dat komt ten eerste omdat de REMI-subsidie een te onzeker en beperkt karakter heeft. Ten tweede hebben lokale besturen voldoende tijd nodig om hun organisatie af te stemmen op het gebruik van REMI om financiële behoeften te diagnosticeren.
Het onderzoek focust minder op de impact van REMI binnen de OCMW’s en verduidelijkt niet hoe maatschappelijk werkers tot bepaalde steunadviezen komen. Het zou relevant zijn om te bestuderen of en in welke mate REMI ertoe bijdraagt dat maatschappelijk werkers onderbouwde argumenten gebruiken om tot gelijkwaardige steunadviezen te komen inzake aanvullende financiële steun.
De manier waarop over REMI en de berekening van aanvullende steun met cliënten wordt gesproken, verschilt erg tussen OCMW’s. Algemeen stelt de studie vast dat de transparantie hierover eerder beperkt is. Dat vinden we bijzonder jammer omdat de output net stof tot dialoog geeft. We zijn het met de onderzoekers eens dat hierdoor het potentieel van REMI als begeleidingsinstrument onderbenut blijft.
Volgens de onderzoekers kan de toepassing van REMI het debat openen over het sluimerende spanningsveld tussen lokale autonomie en centrale aansturing in het armoedebestrijdingsbeleid. Alle overheidsniveaus zijn samen verantwoordelijk voor het realiseren van het grondrecht op een menswaardig inkomen voor elke Belg. De vraag die zich hier stelt is in welke mate lokale overheden hierin gestuurd – en gefinancierd – moeten worden door de bovenlokale overheden. Belangrijk is namelijk dat de realisatie van het grondrecht niet afhankelijk is van de woonplaats. De inzet van de REMI-tool legt alvast voor alle beleidsniveaus bloot welke duurzame armoedebestrijdingsmaatregelen nodig zijn.
De REMI-tool biedt dus potentieel voor gerichte financiële ondersteuning en begeleiding van cliënten. Toch blijven structurele knelpunten zoals onzekerheid in financiering, beperkte harmonisatie tussen OCMW’s, en een gebrek aan transparantie naar cliënten belangrijke uitdagingen. De studie benadrukt de nood aan een stabiele financiering vanuit bovenlokale overheden en een sterk, structureel armoedebestrijdingsbeleid. Met het einde van de subsidieperiode in zicht roepen we beleidsmakers op om te blijven investeren in het gebruik van REMI en om te reflecteren over de rolverdeling en verantwoordelijkheid tussen federale, regionale en lokale overheden om een menswaardig inkomen voor alle burgers te waarborgen.