Van tot
Agentschap Opgroeien
Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Het Groeipakket (de vroegere kinderbijslag) is een belangrijk instrument voor de Vlaamse overheid om gezinnen met kinderen financieel te ondersteunen. Het compenseert gedeeltelijk de kosten die kinderen met zich meebrengen en het draagt bij aan de bescherming tegen armoede. In dit project onderzoeken we hoe het Groeipakket in de praktijk wordt ervaren en gebruikt door gezinnen, en in welke mate het bijdraagt aan de bestrijding van armoede. We besteden daarbij bijzondere aandacht aan de impact van de uitbreiding van de sociale toeslagen in 2023. Het project is opgesplitst in vier werkpakketten.
Met de inzichten uit deze vier werkpakketten krijgen we een gedetailleerd beeld van de huidige impact van het Groeipakket op de financiële situatie van huishoudens in het algemeen, en op armoede bij kinderen in het bijzonder. We meten bovendien de impact van enkele recente hervormingen en formuleren beleidsaanbevelingen om van het Groeipakket een effectiever instrument te maken in de strijd tegen armoede.
In het eerste werkpakket onderzoeken we de minimale kosten van kinderen en bekijken we hoe deze zich verhouden tot de hoogte van het Groeipakket. We berekenen de minimale kosten van kinderen aan de hand van de referentiebudgetten voor maatschappelijke participatie. Dat zijn geprijsde korven van goederen en diensten die illustreren hoeveel inkomen een gezin minimaal nodig heeft om volwaardig aan de maatschappij te kunnen deelnemen.
In dit werkpakket vergelijken we voor verschillende gezinssituaties de kostprijs van kinderen met de bedragen uit het Groeipakket die gezinnen in deze situaties zouden ontvangen. We besteden hierbij bijzondere aandacht aan financieel kwetsbare gezinnen. Dit geeft ons inzicht in hoe de kosten van kinderen verschillen in verschillende gezinssituaties en welke gezinskenmerken de toereikendheid van het Groeipakket bepalen.
Daarnaast bekijken we ook de impact van de uitbreiding van de sociale toeslagen sinds 2023 en de impact van een volledige omschakeling naar het Groeipakket dat in voege is voor kinderen geboren sinds 1 januari 2019. Voor kinderen die voordien al kinderbijslag kregen, gelden immers nog steeds andere bedragen. Dit betekent dat we bovenstaande analyse drie keer uitvoeren: één keer op basis van de regelgeving van 2024, één keer op basis van de regelgeving van 2024 zonder de uitbreiding van de sociale toeslagen zoals doorgevoerd in 2023 en één keer op basis van de regelgeving in 2024, zonder de overgangsregeling die geldt voor kinderen geboren voor 1 januari 2019.
In dit werkpakket onderzoeken we hoe belangrijk het Groeipakket is in het totale inkomen waarover gezinnen beschikken en hoe dit samenhangt met een aantal gezinskenmerken.
Aan de hand van de EU-SILC gegevens, een representatieve steekproef van de Belgische bevolking, onderzoeken we wat het aandeel van het Groeipakket is in het inkomen van gezinnen die recht hebben op het Groeipakket en in Vlaanderen en Brussel wonen.
Hiervoor worden de EU-SILC gegevens verrijkt met administratieve gegevens uit het Datawarehouse Groeipakket over de hoogte van de ontvangen gezinsbijslagen. Deze gegevenskoppeling laat ons toe om naar specifieke componenten van het Groeipakket te kijken en om met meer zekerheid uitspraken te doen over het aandeel van de gezinsbijslagen in het beschikbaar inkomen van huishoudens. We bekijken ook hoe dit aandeel varieert naar verschillende gezinskenmerken, zoals de gezinssamenstelling en de inkomenssituatie van huishoudens.
De analyse focust hierbij op de situatie in 2022 (gebruikmakend van SILC 2023). Net zoals in werkpakket 1 bekijken we wat de impact is van de uitbreiding van de sociale toeslagen in 2023 en wat het zou betekenen als de regels van het Groeipakket voor alle gezinnen van toepassing zouden zijn, ook voor kinderen geboren vóór 1 januari 2019.
Met het derde werkpakket willen we inschatten in hoeverre het Groeipakket erin slaagt om het armoederisico te verminderen. Met andere woorden, hoeveel kinderen zouden er in armoede leven als gezinnen niet kunnen beschikken over het Groeipakket?
De gegevens die we in werkpakket 2 gebruiken, laten ook toe om de directe impact van het Groeipakket op armoede te bestuderen. Dit doen we door armoede opnieuw te berekenen, waarbij deze bedragen worden afgetrokken van het beschikbaar gezinsinkomen. We bekijken ook meer in de diepte hoe de impact op armoede varieert naar verschillende gezinssituaties.
De analyse focust hierbij op de situatie in 2022 (gebruikmakend van SILC 2023). Net zoals in werkpakket 1 en 2 bekijken we wat de impact is van de uitbreiding van de sociale toeslagen in 2023 en wat het zou betekenen als de regels van het Groeipakket voor alle gezinnen van toepassing zouden zijn, ook voor kinderen geboren vóór 1 januari 2019.
In dit laatste werkpakket gaan we na hoe gezinnen in de praktijk omgaan met het Groeipakket. We onderzoeken in welke mate gezinnen het Groeipakket toereikend vinden, hoe en aan welke uitgaven ze het Groeipakket besteden, welke kosten van kinderen het sterkst doorwegen in het budget en hoe belangrijk ze de vrije besteedbaarheid van het Groeipakket vinden.
Daartoe voeren we een grootschalige bevraging uit van gezinnen die het Groeipakket ontvangen. We werken hiervoor samen met de uitbetalingsactoren van het Groeipakket, het Agentschap Opgroeien en het Vlaams Agentschap voor de Uitbetaling van Toelagen in het kader van het Gezinsbeleid (VUTG). Gezinnen worden op toevalsbasis getrokken en via mail uitgenodigd om deel te nemen aan een online enquête. In deze enquête bevragen we onder meer het inkomen en de uitgaven van gezinnen, hoe zij het Groeipakket gebruiken, hoe belangrijk ze het Groeipakket vinden om maandelijks rond te komen en welke mogelijke aanpassingen in de organisatie van het Groeipakket hun voorkeur genieten. Deze gegevens worden gekoppeld aan administratieve gegevens uit het datawarehouse Groeipakket om een analyse in de diepte mogelijk te maken.
Dr. in de sociologie (Universiteit Antwerpen). Tim doet al bijna 20 jaar onderzoek naar armoede en sociaal beleid, en de interactie tussen ongelijkheid en klimaatverandering.
Dr. in de Psychologie. Onderzoeker binnen de lijnen Geld & Gedrag en Referentiebudgetten en REMI. Zet zich in voor financiële redzaamheid en evidence-based hulpverlening.
Marieke studeerde handelsingenieur aan de KU Leuven en werkte als stafmedewerker bij meerdere OCMW’s. De vertaling van onderzoeksresultaten naar beleid dat het verschil maakt is voor haar essentieel.
Dr. in de sociale wetenschappen, onderzoeksmanager Expertisecentrum Budget en Financieel Welzijn