Intelligentie omvat de cognitieve vaardigheid om een zo goed mogelijke oplossing te vinden voor problemen van allerlei aard. Dit maakt van intelligentieonderzoek een onontbeerlijke component in de diagnostiek van schoolse, klinische en (ortho-)pedagogische problemen.
In deze module wordt het Cattell-Horn-Carroll (CHC)-model geïntroduceerd. Dit sterk theoretisch onderbouwd model brengt alle grote domeinen van het intellectueel functioneren in beeld en probeert structuur te geven aan het intelligentiebegrip. Het model vormt de basis voor een gemeenschappelijke taal, zowel tussen professionals als met cliënten. Het laat ook toe om intelligentietests en andere diagnostische instrumenten (o.a. aandachts- en neuropsychologische tests) met elkaar te vergelijken en cognitieve vaardigheden van elkaar te onderscheiden.
De toepassing van dit model wordt geïllustreerd met uiteenlopende casuïstiek (kansengroepen, hoogbegaafdheid, verstandelijke beperking). Op deze manier ontwikkel je de vaardigheid om testresultaten te interpreteren in het licht van cognitieve clusters (met name de brede cognitieve vaardigheden) en in functie van handelingsgerichte diagnostiek.
Vertrouwd zijn met de belangrijkste kenmerken van kwaliteitsvolle handelingsgerichte diagnostiek, de betekenis van psychometrische kenmerken van een instrument en inhoud van de Wechslerschalen, is een voorwaarde om aansluiting te vinden bij de recente ontwikkelingen die aan bod komen in deze module.
Deze module wordt geëvalueerd aan de hand van een door de deelnemer aangebrachte casus. Enige ervaring met intelligentiemeting en de mogelijkheid om een testafname bij een patiënt te organiseren is derhalve noodzakelijk.
Deze module wordt in blended vorm aangeboden waarbij theoretische lessen online doorgaan en praktijklessen fysiek op de campus. Aanwezigheid is verplicht bij iedere les. Enkel om gegronde redenen kan men afwezig zijn. Lesopnames worden niet standaard ter beschikking gesteld.
Intelligentieonderzoek is een belangrijk thema in een diagnostisch traject bij kinderen en jongeren. Vele psychometrische modellen en factoranalytische onderzoeken rond intelligentie leidden uiteindelijk tot het CHC-model. Dit model is gebaseerd op Cattell's indeling van de intelligentie in gekristalliseerde versus fluïde cognitie. De verdere uitwerking gebeurde door Horn en Carroll, en wordt hierdoor het CHC-model (Cattell-Horn-Carroll-model) genoemd. Dit intelligentiestructuurmodel is voor de wetenschappelijke en klinische praktijk van bijzonder belang. Het biedt de diagnosticus de mogelijkheid om te vertrekken vanuit een wetenschappelijk conceptueel kader waarin zijn/haar instrumentarium en diagnostische analyse vervolgens kan worden geplaatst.
Na de bespreking van de ontwikkelingen op wetenschappelijk domein (i.e. theorievorming) zal de focus liggen op de toepassing van het CHC-model op onze standaard intelligentietests en de crossbatterijbenadering (XBA) in intelligentieonderzoek om een zo volledig mogelijk beeld te schetsen van het cognitief profiel van de cliënt.
Op basis van een uitslag op een intelligentietest kunnen vergaande, ingrijpende beslissingen genomen worden. Daarom is het belangrijk dat er eisen gesteld worden aan de kwaliteit van het beschikbare instrumentarium. In het licht van het voorgaande (sessie 1) worden in deze sessie de frequent gebruikte intelligentietests diepgaand besproken. Ruimere aandacht zal besteed worden aan intelligentietests die het meest courant zijn in Nederland en Vlaanderen (e.g. WISC-V-NL, WPPSI-IV-NL, non-verbale tests, …).
Specifieke aandacht zal ook gaan naar de COVAT-instrumenten. Deze unieke reeks van Vlaams genormeerde intelligentietests zijn ontwikkeld volgens het CHC-model en bieden de mogelijkheid om een ruim spectrum aan cognitieve vaardigheden in kaart te brengen.
Intelligentieonderzoek bij kansengroepen is niet evident. Allerlei vormen van bias kunnen de testafname op een negatieve manier beïnvloeden waardoor de validiteit en betrouwbaarheid in het gedrang kunnen komen. Vaak proberen hulpverleners als oplossing de invloed van taal uit te schakelen door te kiezen voor een non-verbale intelligentietest. Dit lijkt echter een schijnoplossing te zijn en staat niet garant voor een faire meting. Niet alleen vormt taal een sterk belemmerende factor, ook het gebruik van normeringstabellen voor autochtonen geeft een vertekend beeld van het cognitief functioneren bij deze doelgroep. Knelpunten worden uitgewisseld die optreden bij het testen van kansengroepen en mogelijke oplossingen aangereikt om te streven naar faire diagnostiek. Je leert het belang kennen van het samenstellen van een testbatterij op maat en van flexibiliteit in de testafname.
Deel 1 – verstandelijke beperking: Om een antwoord te kunnen bieden op onderkennende (classificerende) vragen zoals ‘heeft deze persoon een verstandelijke beperking?’ volstaat een klassieke intelligentiemeting. Indien je echter verder wenst te differentiëren in de ernst van de verstandelijke beperking of je wenst handelingsgerichte adviezen voor je cliënt op te maken, dan bots je op de grenzen van de klassieke intelligentiemeting die IQ-zone 50 als metrische ondergrens heeft. Tijdens deze sessie wordt er dieper ingegaan op mogelijke oplossingen voor deze beperkingen. In een volgende praktijksessie wordt hiermee concreet aan de slag gegaan.
Deel 2 – hoogbegaafdheid: Hoogbegaafdheid wordt nog te vaak beschouwd als een luxeprobleem, met de veronderstelling dat deze kinderen en jongeren het wel redden zonder extra ondersteuning of begeleiding. Voorbeelden uit de praktijk tonen echter het tegendeel. Deze sessie gaat dieper in op de meerwaarde van diagnostiek bij vermoeden van hoogbegaafdheid, waarvan intelligentieonderzoek een belangrijk onderdeel van is. “Wat zijn de beperkingen van huidige intelligentietesten bij vermoeden van hoogbegaafdheid?” “Wat betekent een hoogbegaafde score op één of meerdere brede cognitieve vaardigheden?” Op deze en andere vragen zal tijdens deze sessie dieper ingegaan worden. In een volgende praktijksessie wordt hiermee concreet aan de slag gegaan.
CHC-intelligentieonderzoek kan een bijdrage leveren aan handelingsgerichte diagnostiek van leermoeilijkheden. Onderzoeksgegevens over de verbanden tussen schoolse kennis en brede en nauwe cognitieve vaardigheden geven aanwijzingen om tegemoet te komen aan onderwijsbehoeften van leerlingen. We illustreren met casussen hoe we dit toepassen binnen de context van school en centrum voor leerlingenbegeleiding. We lichten toe hoe het CHC-model aan bod komt in de verschillende fases van het diagnostische proces.
Bij deze sessie heb je de gelegenheid om 2 deelsessies te kiezen, eentje voor en na de pauze. Je zal je keuze op voorhand moeten maken zodat de groepen tijdig kunnen worden ingedeeld.
Deelsessie 1 – kansengroepen: Tijdens deze sessie gaan we aan de hand van casusmateriaal aan de slag met richtlijnen en toetsstenen faire diagnostiek. We illustreren hoe ze ingezet kunnen worden in alle fasen van het diagnostische proces. Op die manier trachten we handvatten te bieden in het professioneel en fair werken met kinderen en jongeren met een migratieachtergrond of kansengroepen.
Deelsessie 2 – verstandelijke beperking: Tijdens deze sessie gaan we aan de hand van casusmateriaal aan de slag met intelligentiemeting in de doelgroep van personen met een verstandelijke beperking. We doorlopen een casus van de intakefase tot de integratie- en aanbevelingsfase en we gaan dieper in op het komen tot een handelingsgericht advies bij kinderen met een verstandelijke beperking.
Deelsessie 3 – hoogbegaafdheid: Tijdens deze sessie gaan we aan de hand van casusmateriaal dieper in op diagnostiek bij een vermoeden van cognitief sterk functioneren. Samen met de andere cursisten krijg je tips en verken je welke stappen je kunt zetten om de noden van (hoog)begaafde kinderen en jongeren in kaart te brengen zodat ze beter ondersteund kunnen worden bij de ontwikkeling van hun cognitief potentieel.
Anders dan tijdens vorige sessies heb je gedurende deze sessie de gelegenheid om verder te werken aan je eigen casus. Hierbij is het de bedoeling dat je de opgedane kennis en inzichten uit de voorgaande sessies integreert. Studenten hebben uitgebreid de mogelijkheid om vragen te stellen en gerichte feedback te bekomen op hun werk. Daarnaast zal ook aandacht worden besteed aan correcte verslaggeving.
Tijdens het academiejaar 2023 - 2024 zullen de volgende docenten meewerken aan deze module (onder voorbehoud):