Het IQ is de oudste en meest gebruikte psychologische maat om het cognitief functioneren van mensen uit te drukken. Intelligentietests behoren dan ook steevast tot de vaakst toegepaste meetinstrumenten in de psychologie. De inhoud van IQ-tests zijn echter vaak heel verschillend en niet onderling inwisselbaar: het ene IQ blijkt het andere niet. Dat leidt niet zelden tot misverstanden, miscommunicatie en zelfs misbruik van het concept ‘IQ’ en de daaraan verbonden IQ-scores.
In de nieuwe editie van het Tijdschrift Klinische Psychologie (TKP) gaan onderzoekers Steven Joris en Marlies Tierens dieper in op het IQ-concept en het belang van het Cattell-Horn-Carroll (CHC)-model (McGrew & Flanagan, 1998) binnen intelligentiemeting. Zij geven aan dat dit model zowel een verklaring als een mogelijke oplossing zou kunnen bieden voor de verschillende problemen die er zijn rond het intelligentiebegrip. Daarnaast willen zij met het artikel onderstrepen dat men onder andere vanuit het Psychodiagnostisch Centrum (PDC) al jaren pleit voor het kritisch(er) gaan bekijken van tests en testgebruik, en het streven naar conceptuele helderheid omtrent het IQ-begrip.