REMI
Referentiebudgetten voor Menswaardig Inkomen CEBUD ontwikkelde REMI: een onlinetool waarmee OCMW’s op maat van iedere cliënt ...
Samen op weg naar een menswaardig inkomen
Referentiebudgetten geven een antwoord op de vraag hoeveel inkomen een gezin minimaal nodig heeft om volwaardig te kunnen deelnemen aan de maatschappij. Maatschappelijke participatie is daarbij ‘het vermogen van individuen om hun sociale rollen in te vullen op een manier die voldoet aan de maatschappelijke verwachtingen en het vermogen om deze verwachtingen mee vorm te geven’. Wanneer mensen hierin slagen, hebben ze het gevoel erbij te horen en kunnen ze ook hun steentje bijdragen aan de samenleving. Dat is de kern van een menswaardig leven.
Het antwoord op de vraag hoeveel inkomen een gezin nodig heeft, is voor elk gezin verschillend. Zo zal een gezin met zieke gezinsleden meer financiële middelen nodig hebben dan een gezin met gezonde gezinsleden. Ook de samenleving waarin een gezin leeft, speelt een rol. In samenlevingen waar bijvoorbeeld onderwijs en openbaar vervoer bereikbaar en betaalbaar zijn, zullen gezinnen minder financiële noden hebben dan in samenlevingen waar de kosten voor onderwijs of openbaar vervoer hoog zijn.
De referentiebudgetten voor Vlaanderen, Brussel en Wallonië zijn gebaseerd op de ‘Theory of Human Need’ van Doyal & Gough (1991). Dat kader stelt dat volwaardige maatschappelijke participatie pas mogelijk is als mensen over een goede gezondheid beschikken en als ze voldoende zelfredzaam zijn om autonoom te handelen. Daarvoor moeten mensen minimaal kunnen beschikken over voeding, kleding, huisvesting, gezondheidszorg en persoonlijke verzorging, rust en ontspanning. Daarnaast moeten kinderen veilig kunnen opgroeien en moeten burgers de mogelijkheid hebben om hun sociale relaties te onderhouden, zich veilig te voelen en voldoende mobiel te zijn.
In de referentiebudgetten wordt voor elk van deze behoeftes een korf van geprijsde goederen en diensten ontwikkeld. De keuze voor de goederen en diensten die in elk van die korven worden opgenomen, gebeurt op basis van (inter)nationale richtlijnen en wetenschappelijke kennis. Bij gebrek aan objectieve criteria worden experten geraadpleegd en focusgroepen georganiseerd met burgers van verschillende sociaaleconomische achtergronden.
Sinds 2023 prijzen we de verschillende goederen en diensten twee keer per jaar. Iedere vijf jaar actualiseren we de goederen en diensten op basis van nieuwe kennis, tendensen en richtlijnen in de samenleving. Bij die vijfjaarlijkse update worden de herziene referentiebudgetten steeds opnieuw bediscussieerd in focusgroepen.
De referentiebudgetten zijn dus handig inzetbaar om de behoeftigheid van gezinnen te beoordelen. Om de referentiebudgetten toegankelijk te maken voor hulpverleners ontwikkelden we onlinetools waarmee hulpverleners een referentiebudget op maat van individuele leefsituaties kunnen berekenen. Dankzij vormingen en lerende netwerken dragen we onze expertise en tools uit en begeleiden we hulpverleners in de toepassing ervan.
De referentiebudgetten kunnen ook worden gebruikt om het armoedebestrijdingsbeleid op lokaal, regionaal, nationaal en Europees niveau te monitoren. Zo ontwikkelden we bijvoorbeeld indicatoren om de doeltreffendheid van de minimuminkomens te evalueren en om de betaalbaarheid van goederen en diensten te meten. Ook onderzochten we de mogelijkheid om een op referentiebudget gebaseerde indicator te ontwikkelen die de armoede in een populatie meet. Wat deze indicatoren bijzonder maakt, is dat deze vertrekken vanuit de behoeften van gezinnen en de noodzakelijke kosten waarmee huishoudens in verschillende leefsituaties worden geconfronteerd.
Voor enkele typegezinnen illustreren we hier hun referentiebudgetten. We maken daarbij een onderscheid tussen gezinnen die huren op de sociale huisvestingsmarkt en gezinnen die huren op de private markt. De afbeelding toont de referentiebudgetten voor huishoudens die niet actief zijn op de arbeidsmarkt. We veronderstellen voor deze typegezinnen dat de gezinsleden een goede gezondheid hebben,dat ze beschikken over de noodzakelijke competenties om hun budget goed te beheren, dat ze in een kwaliteitsvolle woning wonen en dat ze geen eigen wagen hebben. Het jongste kind is een kleuter, het oudste of enige kind is tussen de 6 en 12 jaar oud.
De getoonde budgetten weerspiegelen een illustratieve ondergrens. Wie een inkomen heeft dat hieronder ligt, kan niet volwaardig deelnemen aan de samenleving. Wanneer de referentiebudgetten worden gebruikt om de individuele behoeftigheid te bepalen is het daarom essentieel dat ze worden aangepast aan elke concrete leefsituatie.