De voorbije jaren lag de focus bij de opstart van het schooljaar vaak op COVID-19-gerelateerde kwesties, gaande van de organisatie van (deeltijds) afstandsonderwijs over manieren zoeken om contact te houden met moeilijk bereikbare leerlingen tot de inbedding van de relatief plotse Digisprong (Vlaanderen) of het ‘menukaartshoppen’ (Nederland). Dit schooljaar lijkt de focus terug meer naar de inhoud te kunnen verschuiven, uiteraard als de school niet te kampen heeft met een stringent lerarentekort.
Toch zijn de uitdagingen, naast dat lerarentekort, nog niet van de baan. De verhalen over dalende leerprestaties zijn, zowel in Vlaanderen als Nederland, niet nieuw en jammer genoeg niet te ontkennen. De dalende leerprestaties waren er al voor COVID-19 en zijn vermoedelijk ongelijk uitvergroot: er bestaat ondertussen voldoende onderzoek dat suggereert dat de prestatiekloof tussen kinderen uit sociaal achtergestelde gezinnen en hun meer bevoorrechte klasgenoten vergroot is. Sommige aanpakken om die uitdagingen te verhelpen, vereisen ingrepen van overheden en onderwijskoepels, wat niet altijd even vlot verloopt als men zou wensen. Toch is er vooral nood aan realistisch optimisme: scholen kunnen er ook zelf voor zorgen dat hun leerlingen optimaal bijleren. De Britse Education Endowment Foundation (EEF) publiceerde daarom een handige planningsgids die scholen kunnen ondersteunen het komende schooljaar. Het gebruikt daarvoor een drietrapsmodel als startpunt om scholen in staat te stellen te overwegen waar zij het beste de tijd, energie en middelen instoppen om leerlingen de beste leerkansen te bieden. De drie trappen lijken daadwerkelijk de kern van onderwijs te raken. Ik bespreek ze hieronder bondig.
Dit mag ons niet meer verbazen: uit onderzoek blijkt al decennia dat kwaliteitsvol lesgeven de belangrijkste factor is als het gaat om het verbeteren van leerprestaties, in het bijzonder voor leerlingen met een leervertraging of met een minder gunstige thuissituatie. Scholen zetten dus maar beter alles in om de didactische kwaliteit van het geboden onderwijs te kunnen waarborgen. De recepten die EEF suggereert zijn wetenschappelijk onderbouwd, afgetoetst aan de praktijk en zijn ook hier gekend via o.a. Wijze Lessen. Een greep uit hun suggesties. Het geven van klassikaal onderwijs met een heldere uitleg en voldoende ‘voordoen’ (bouwsteen 2 en 3), het bieden van extra ondersteuning aan leerlingen die het nodig hebben (en die ondersteuning stelselmatig afbouwen) en extra uitleg geven in kleine groepjes leerlingen die dezelfde noden hebben (bouwsteen 7), leerstrategieën expliciet aanleren (bouwsteen 12), toetsing ook inzetten als diagnostisch instrument (bouwsteen 10), veel vragen stellen en herhalen (bouwsteen 8) en daarbij technologie inzetten in functie van dat leren. Men benadrukt ook een duidelijke focus op basisvaardigheden (en dan vooral in het basisonderwijs): rekenen en lezen. De kritische lezer in mij zou een gebalanceerd, uitdagend en logisch opgebouwd kennisrijk curriculum nog meer op de voorgrond willen plaatsen in de gids, net om te vermijden dat énkel rekenen en lezen prioriteit krijgen. Om bijvoorbeeld succesvolle lezers te worden, moeten leerlingen immers kunnen buigen op een ruime, zorgvuldig opgebouwde kennisbasis. Tot slot onderstreept EEF het belang van professionaliseringskansen voor leraren: die staan dus idealiter ook in het teken van een optimale didactische en vakinhoudelijke klaspraktijk.
De meeste leerlingen zullen alleen maar voordeel ondervinden van een focus op kwaliteitsvol klassikaal onderwijs. Echter, sommige leerlingen hebben extra, doelgerichte ondersteuning nodig die is afgestemd op hun specifieke behoeften om hun leren weer op de rails te krijgen. Scholen denken dus best na over hoe ze die ondersteuning – vaak in de vorm van gratis aangeboden bijles – kunnen aanbieden. Dat hoeft niet te verbazen: individuele bijles of bijles in kleine groepjes werkt. Er wordt bijvoorbeeld basiskennis herhaald, basisvaardigheden ingeoefend, of nieuwe inhoud vooraf al aangebracht. Het TARGET-model van EEF is handig om de kwaliteit en de effectiviteit van de bijlessen te waarborgen.
Contextspecifieke schoolfactoren die het leren belemmeren, worden best ook schoolbreed aangepakt, dixit EEF. Scholen die te kampen hebben met bijvoorbeeld spijbelproblematiek, tuchtproblemen, armoede, of een pestproblematiek, kiezen het best voor een aanpak die gedragen wordt door de hele school. Men verwijst in de gids naar extra materialen die kunnen helpen om schoolbreed te werken aan bijvoorbeeld een gedragslijn, of aan sociaal-emotioneel leren. Men is echter realistisch genoeg om te beseffen dat de inbedding van schoolbrede strategieën niet van vandaag op morgen kan gebeuren en dus per definitie een werk is van lange adem.
Het volledige rapport is hier te lezen en te downloaden: https://educationendowmentfoundation.org.uk/support-for-schools/school-planning-support